Eigen les opzetten
Lesfasenmodel
Voorbereiding *
|
Context
|
Belevingswereld: Het past bij de belevingswereld
van de kinderen. Het boek spaghetti van Menetie is voorgelezen aan de
kinderen. Hierdoor heeft iedereen een beeld bij de fantasie stad.
|
Basisplan
|
Opdracht en randvoorwaarden: De leerlingen moeten een
fantasie stad maken met een tegenstelling erin (in het boek is het dik en
dun). Ze mogen ook zelf een tegenstelling bedenken (denk bijvoorbeeld aan:
groot en klein, kleurrijk en zwart/wit, vierkant en rond etc).
De kinderen moeten dus huizen
tekenen en minstens 2 personen, waarin je de tegenstelling kunt zien.
|
|
Doelen
|
Beeldend doel: De kinderen kunnen een fantasie
stad maken met een tegenstelling erin.
Technisch doel: De kinderen maken de tekening
met potlood en gebruiken verschillende kleuren, die ze ook kunnen mengen. De
kinderen gebruiken diepte in hun tekening.
|
|
Receptie
/Oriëntatie * |
Introduceren
|
Beeldcultuur: De afbeeldingen uit het boek.
Beeldaspecten: Vooral de vorm is belangrijk.Dit zie je vooral terug in de huizen en personen die getekend moeten worden
Ontwikkelingsfasen: De les is geschikt vanaf groep
5.
|
Informeren
|
Beeldbeschouwen: Voorbeelden uit het boek laten
zien, met afbeeldingen van een stad. Aan de hand van deze afbeeldingen kan je
bespreken wat de inhoud is.
|
|
*
|
Instrueren
|
Beeldend Probleem: De tegenstelling is het
probleem. Grote mensen passen bijvoorbeeld niet in kleine huisjes.
|
Productie
/Uitvoering |
Observeren
|
Beeldend Vermogen: De kinderen hebben het vermogen
om zelf een stad te ontwerpen. Ook door de afbeeldingen die we laten zien.
|
Begeleiden
|
Werkprocessen: De leerkracht loopt rond en
geeft de kinderen aanwijzingen. Ook laten de kinderen eerst hun schets zien,
voordat ze mogen beginnen met inkleuren.
|
|
Afronden
|
Tijdsmanagement:
Voorlezen boek: 2 pauzes
Uitleg: 15 minuten
Schetsen: 45 minuten
Inkleuren: 30 minuten
Nabespreking: 10/15
minuten
|
|
Reflectie
/Nabeschouwing * |
Nabespreken
|
Reflecteren: Iedereen laat zijn tekening
zien en vertelt welke tegenstelling hij/zij gebruikt heeft.
|
*
|
Beoordelen
|
Beoordelingscriteria (matrix)
Zie schema onderaan.
|
Presenteren
|
Presentatievorm: De leerlingen laten de tekening
zien en vertellen hoe ze de tekening gemaakt hebben, wat voor tegenstelling hebben ze gebruikt? De tekeningen worden opgehangen in de klas.
|
|
Evaluatie
|
Evalueren
|
Opdracht en randvoorwaarden: De leerkracht vertelt hoe het
werkproces verliep van de leerlingen, wat ging goed en wat had er nog beter
gekund?
Ook vertelt ze hoe ze de
randvoorwaarden heeft gezien in de werkjes.
|
Beoordelingscriteria:
Zwak 1 punt
|
Voldoende 2 punten
|
Goed 3 punten
|
|
Duidelijkheid
tegenstelling in de tekening.
|
Er is geen goed verschil.
Je kunt er niet uithalen welke tegenstelling er zijn gebruikt.
|
Je kunt zien dat er
tegenstellingen zijn gebruikt.
|
Je kunt duidelijk zien
welke tegenstelling zijn gebruikt aan de details.
|
Het gebruik van kleur in
de tekening.
|
Er is niet nagedacht over
de kleuren die zijn gebruikt.
|
Je ziet dat er is
nagedacht over de kleuren, maar er had nog meer verschil aangebracht kunnen
worden.
|
Er zit een logisch
verband in de kleuren, ook is er geprobeerd om de kleuren te mengen.
|
Ziet het er verzorgd uit?
|
Tekening ziet er niet erg
verzorgd uit. Er is snel en niet secuur gewerkt.
|
Tekening ziet er verzorgd
uit. Er had nog iets netter gewerkt kunnen worden.
|
Tekening ziet er erg
verzorgd uit. De leerling heeft netjes gewerkt.
|
1 punt:
De leerlingen kunnen nog
1 punt verdienen voor de eigen creativiteit, dus de fantasie.
Bij elkaar zijn er 10
punten te verdienen.
|
Gemaakt door: Kirsten Kraan, Cindy van Nobelen, Kelly Duivenvoorden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten